Inhoud
Is het beter het besluit over het opvoedperspectief nog weer langer uit te stellen, als de mogelijkheden van ouders nog niet naar behoren zijn onderzocht? En hoe onderzoek je eigenlijk de ‘mogelijkheden van ouders’ het beste?
Zou als een kind langdurig in een pleeggezin zit, het continueren van de gehechtheidsrelatie met pleegouders boven alles de voorrang moeten krijgen? En wat is precies ‘langdurig’? Waarom mislukken plaatsingen in pleeggezinnen zo vaak? Waarom profiteren deze kinderen niet van 'goede' zorg? Zijn er kinderen die zich 'niet meer kunnen hechten' en beter af zijn op een groep? En: kunnen kinderen wat ze hebben geleerd in een veilige gehechtheidsrelatie met pleegouders, ‘meenemen’ bij terugplaatsing?
Bestaat er zoiets als een ‘concurrerende positie’ tussen gehechtheidsfiguren in het leven van een kind, of kan het kind zich aan meerdere personen hechten? En: wanneer verstoren de verschillende personen in het leven van het kind juist zijn ontwikkeling, in plaats van deze te bevorderen? Is het beter voor het kind om even geen contact met zijn biologische ouders te hebben, zodat hij kan ‘ingroeien’ in het pleeggezin? En: Geldt er zoiets als beter slecht contact dan geen contact met de biologische ouders als het kind uit huis geplaatst is?
Hoe kan het kind blijven verlangen naar zijn ouders, terwijl het kind door hen verwaarloosd en mishandeld is? Hoe zit het nu precies met de schade? Is die schade altijd direct zichtbaar? En wat zijn de mogelijkheden voor herstel? Gaan kinderen die zich zo lang onveilig hebben gevoeld, zich ooit nog veilig voelen? Wat is er nodig voor kinderen om te gaan vertrouwen dat hun ‘nieuwe’ ouders anders zullen zijn? En tot slot: Hoe kunnen we ook de lange termijn meewegen? Hoe kijkt het kind als volwassene terug op deze beslissing nu?
Bovenstaande vragen houden jeugdbeschermers, raadsonderzoekers, pleegzorg begeleiders, kinderrechters, juristen en gedragswetenschappers regelmatig stellen. Er is geen ‘one size fits all’ antwoord op deze vragen. Elke casus vraagt opnieuw het maken van een afweging die zich misschien nog wel het best laat typeren als het afwegen van schade en het zoveel mogelijk beperken van schade. Om deze weging zo goed mogelijk te kunnen maken is kennis over gehechtheid en trauma nodig. Om zo daadwerkelijk te begrijpen wat de impact is van een beslissing op het in ontwikkeling zijnde kind en de belangrijke personen daarom heen.
In deze cursus behandelen we de laatste wetenschappelijke inzichten op het gebied van gehechtheid en trauma en passen we deze toe op jeugdbeschermingszaken.
Werkwijze, studiebelasting en toetsing
Werkwijze
Er wordt gewerkt met afwisselende werkvormen, zowel informatieoverdracht van de docent, als kennis toepassing m.b.v. beeldmateriaal, doe-en toepas oefeningen, het inbrengen van casuïstiek en reflectieoefeningen over de implementatie van het geleerde in de praktijk. Daarnaast lezen de cursisten literatuur.
Studiebelasting
Ongeveer 5 uur per studiedag.
Toetsing
Schriftelijk examen aan het eind van de cursus.