terug

06-19340492 | maandag t/m vrijdag van 09.00 tot 12.30 uur. 

De Jeugdzorgacademie in gesprek met Eveline Euser

(geschreven door Mirjam van Vliet)

Dit is het vierde gesprek in de serie ‘De Jeugdzorgacademie in gesprek met…’. In deze serie vertelt een docent over de cursus die hij/zij voor de JA verzorgt. Deze keer spreken we met Eveline Euser, die o.a. de cursus ‘Professionele fitheid’ geeft.

De Jeugdzorg is een uitdagende sector om in te werken: hoe houd je jarenlang voldoening en plezier in je intensieve werk? Die vraag vormt het uitgangspunt van de cursus ‘Professionele Fitheid’. De cursus richt zich op werkgerelateerde emotionele belasting én veerkracht en wordt verzorgd door Eveline Euser. Eveline is orthopedagoog, GZ psycholoog (momenteel niet praktiserend in behandelpraktijk) en IMH-specialist DAIMH. In het gesprek vertelt ze bevlogen en met hart voor de hulpverlener waar deze cursus over gaat en waarom ze de training ontwikkelde.

Impact van crisiswerk op professionals 

Evelines loopbaan begon in het onderzoek: in 2009 promoveerde ze op de eerste landelijke prevalentiestudie naar kindermishandeling in Nederland. Na dit promotieonderzoek wilde Eveline graag in de klinische praktijk werken en kreeg ze een baan als behandelaar bij het Infant Mental Health (IMH) Centrum in Amsterdam. Hier kwam ze in aanraking met de zedenzaak rond Robert M. (KDV het Hofnarretje) doordat een deel van de slachtoffers voor behandeling bij het IMH Centrum kwam. Wat haar opviel was de gigantische impact van de zedenzaak op de betrokken hulpverleners. In de loop der tijd vervulde Eveline steeds meer verschillende rollen rond de Infant Mental Health-visie; als trainer, als therapeut, als onderzoeker en als schrijver. ‘Er was flink wat flexibiliteit nodig om al die zaken uit te oefenen op een manier die bij mij paste én die recht deed aan de dynamiek van de diverse taken. Ik zocht naar de beste manier hiervoor, wat resulteerde in  BOX: Bureau Ouder-kind Xpertise. Vanuit mijn eigen bureau kon ik de rollen afwisselen, en maatwerk leveren aan de vragen van opdrachtgevers.’ De combinatie van de ervaringen, kennis en inzichten opgedaan door het werken aan haar proefschrift, de Amsterdamse zedenzaak én haar eigen zoektocht hoe ze het werk optimaal kon inrichten, maakten dat Eveline een vertaalslag naar de professional wilde maken.  Eveline: ‘Ik vroeg me af hoe je hulpverleners kunt helpen om dat wat ze heel graag willen doen en bereiken vorm te geven. En welke factoren dragen er aan bij dat mensen hun vak met plezier blijven doen, of juist afhaken in de loop der tijd?’ 

Secundaire traumatisering 

Inmiddels was Eveline door de Jeugdzorgacademie benaderd om trainingen te verzorgen over trauma bij baby’s en peuters. Uit haar eigen observaties rond de Amsterdamse zedenzaak, maar ook uit onderzoek, bleek dat het werken met deze doelgroep invloed kan hebben op het welzijn van professionals. Werken in de hulpverlening geeft een risico op secundaire traumatisering (ST). Secundaire traumatisering is een vorm van trauma die kan ontstaan doordat de hulpverlener met empathie naar het slachtoffer van een primair trauma luistert. Door het eigen inlevingsvermogen beleeft de hulpverlener het trauma als het ware mee. Dit risico is groter bij het werken met jonge kinderen dan bij het werken met volwassenen. Dit komt door de extra kwetsbaarheid van kinderen, die bij veel hulpverleners een groter verantwoordelijkheidsgevoel geeft, vanuit een sterke betrokkenheid bij de ervaringen en problemen van kinderen. De andere kant van die betrokkenheid is een verhoogd gevoel van machteloosheid als er kinderen uit de caseload lijden. Eveline: ‘Vaak zetten we als hulpverleners onze machteloosheid om in handelen, en gaan we harder werken. Bijvoorbeeld een therapeut die traphekjes voor een cliënt meeneemt om een gevaarlijke situatie voor diens kindje weg te nemen. Natuurlijk kan zo’n praktische oplossing iets brengen, maar waar het om gaat is: staan we dan voldoende stil bij het gevoel dat een dergelijke situatie oproept? En bij het feit dat we, ondanks al onze wens en inzet daartoe, kinderen helaas niet altijd kunnen beschermen tegen alle soorten risico?’ 

Kennis over secundaire traumatisering staat dan ook centraal in de cursus; om het te kunnen (h)erkennen en om preventie en behandeling ervan mogelijk te maken. Er bestaan twee belangrijke vormen van secundaire traumatisering: de eerste is compassiemoeheid (Compassion Fatigue). Dat houdt in dat iemands ‘empathiespier’ te lang en te vaak wordt uitgerekt. Diegene raakt moe van het emotioneel zorgen voor anderen, en er ontstaat emotionele uitputting. Deze compassiemoeheid kan gebufferd worden door compassietevredenheid. Eveline: ‘Dat is een gevoel van voldoening over het werk dat je doet, over wat je voor de cliënt hebt kunnen betekenen. Dit gevoel van betekenis te kunnen zijn is wat bijna alle hulpverleners drijft, vanuit hun sterke empathische vermogen en werkt daardoor als buffer tegen de compassiemoeheid die veel hulpverleners ook ervaren. Het is voor hulpverleners heel belangrijk dat ze zich bewust zijn van deze betekenisvolle ervaringen en dat ze deze onderling delen.’

De tweede vorm van secundaire traumatisering heet plaatsvervangende traumatisering (Vicarious Traumatization). ‘Dit gaat erom dat langzamerhand en sluipenderwijs je binnenwereld verandert door dat wat je meemaakt. Mensen die in eerste instantie enorm betrokken en bevlogen hun werk uitoefenen raken dan met de tijd steeds wat meer verbitterd en cynischer of onthecht. Enerzijds hoort zwarte humor er een beetje bij als je crisis- of traumawerk doet om de spanning van heftige situaties te ontladen. Anderzijds is het belangrijk om alert te zijn op dat die hardheid niet je enige ‘stand’ wordt, en dat je ook nog sensitief kunt blijven voor je eigen gevoelens en lichaamssignalen.

Bewustwording

Eveline: ‘Bewustwording is eigenlijk de kern van professionele fitheid. Want waar je je bewust van bent, daar kun je keuzes maken. Het gaat in de training dan ook heel erg over de cirkel van invloed en van je mindset. Vaak wordt door professionals en organisaties gezegd ‘zo doen we dat hier niet’ of ‘zo is dat hier geregeld’. Maar professionele fitheid gaat niet alleen om hoe het nu is, maar ook over hoe het zou kunnen worden. Over stilstaan bij of de manier van werken ook wel is waar de collega’s zich goed bij voelen en waar men gezond bij blijft.’ 

Tijdens de cursus wordt ook stilgestaan bij onderzoek dat is gedaan naar het voorkomen van ST bij ervaren traumatherapeuten. In dergelijk onderzoek wordt benoemd dat ongeveer de helft van de traumatherapeuten zelf ook een geschiedenis van vroegkinderlijk trauma kent. Als iets dergelijks aan de orde is, maakt het de hulpverlener gevoeliger voor ST omdat werksituaties continu iets in henzelf kunnen triggeren. Eveline nodigt haar cursisten uit om wanneer dat speelt, hun ervaringen te onderzoeken en verbindt hen zo nodig graag met een passende hulpverlener met wie ze met de onverwerkte trauma’s aan de slag kunnen gaan.

Eveline benoemt met nadruk in de cursus het verschil tussen onverwerkt en verwerkt trauma bij hulpverleners. ‘Verwerkt trauma kan een factor zijn waardoor je mensen beter kunt begrijpen en zelfs geloofwaardiger kunt zijn voor je cliënten. Onverwerkt trauma daarentegen zit als het ware nog los, is gefragmenteerd, en kan op onverwachte momenten ongunstig getriggerd worden. Dit maakt je kwetsbaarder en potentieel uit evenwicht, waardoor uitval op de loer ligt.’

Help de hulpverlener

Eveline heeft door haar werk als trainer, supervisor en consulent voor complexe casussen een groot hart voor hulpverleners ontwikkeld. Daardoor vraagt ze zich regelmatig af of er genoeg met diezelfde milde bril en blik van trauma en gehechtheid naar de hulpverlener wordt gekeken als waarmee men naar de gezinnen kijkt. Eveline: ‘Uitval van hulpverleners wordt bij gebrek aan kennis en inzicht vaak onder de noemer burn-out geplaatst, maar betreft in veel gevallen eigenlijk secundaire traumatisering.’ Naast bewustwording gaat professionele fitheid dus ook over taal; kennen de cursisten het concept secundaire traumatisering en kunnen zij signalen bij zichzelf registreren? Tijdens de cursus worden zelfrapportage-instrumenten gebruikt om op dit vlak inzicht in de eigen situatie te krijgen. Wanneer helder is wat onder burn-out verstaan wordt en waarin dat verschilt van ST, kan de cursist ook veel beter kijken naar de mogelijke stressoren in zijn leven.

Dunne filters en dikke harnassen

Een belangrijk aandachtspunt in de cursus is onderzoeken wat een gezonde weerbaarheid is. Daarbij gaat het om een continuüm. Een overgevoelige hulpverlener die een heel dun filter heeft en steeds zeer geraakt wordt door gesprekken met cliënten is niet effectief. Maar een hulpverlener die zich, vaak onbewust als bescherming, ‘geharnast’ heeft en zich daardoor afschermt van het voelen is net zo goed zorgelijk. Eveline staat veel stil bij wat de hulpverlener kan doen aan zijn eigen fitheid. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is de cirkel van invloed op individueel niveau. Een van de belangrijkste buffers tegen secundaire traumatisering is zelfzorg. In de basis is dit weinig verrassend: gezond eten, bewegen, weinig stress en genoeg slaap is goed en belangrijk voor iedereen. Eveline: ‘De cursus maakt deze algemene categorieën specifiek. Zo zijn er zeven verschillende vormen van rust. Dan checken we: welke gaan goed bij een professional, en aan welke rustvormen is behoefte.’

Waar worden de algemene richtlijnen voor een gezond leven professionele fitheid? Dat heeft te maken met hoe makkelijk zelfzorggedrag is voor de hulpverlener, het team en binnen de gehele organisatie. Om deze kennis daarom ook voor managers toegankelijk te maken, heeft een oud-cursist van Eveline voor hen een training gemaakt: Secure Base Leadership.

( https://www.dejeugdzorgacademie.nl/cursussen-en-opleidingen/gehechtheid-en-trauma/secure-based-leiderschap-en-professionele-fitheid-in-de-jeugdzorg.html )

Op momenten dat stress oploopt en energie afneemt moet dat wat goed en gezond is eigenlijk heel makkelijk voor werknemers beschikbaar zijn. ‘Dat vereist voorbereiding en planning, zodat je op tijd weer iets gezonds kunt eten of een pauzes kunt nemen. Een fruitschaal op kantoor, motiverende stickers met het aantal verbrande calorieën in het trappenhuis om de trap te nemen of een wekelijks verzorgde gezamenlijke lunch zijn hiervan mooie voorbeelden,’ aldus Eveline.

Care to dare

Bij het kijken naar professionele fitheid speelt ook het kijken door de gehechtheidsbril een rol. Gezonde relaties kunnen mensen helpen om patronen te veranderen. De Infant Mental Health-visie zet de relatie tussen ouder en kind centraal, maar kijkt ook naar wat er als parallelproces gebeurt tussen de hulpverlener en het gezin. Daarmee is de hulpverlener een onderdeel van het reflectieproces. De hulpverlener wil graag dat de ouder de signalen van het kind beter leert begrijpen, maar kan de professional dan zelf ook de signalen van de ouder steeds beter leren begrijpen – zodat die zich begrepen voelt, en meer emotioneel beschikbaar kan zijn voor het kind?

Een dergelijke relatie en daarmee veilige basis om vanuit te werken, de Secure Base, komt op de tweede cursusdag aan de orde. Er wordt uitgegaan van twee typen veilige bases; enerzijds zijn dat logischerwijs mensen, maar doelen werken ook zo. Eveline: ‘Mensen dienen vooral voor de veiligheid, wat ook zichtbaar is in de cirkel van veiligheid; enerzijds steunen zij je in moeilijke tijden, anderzijds steunen ze je in het durven doen van dingen die je eerder nog niet hebt gedaan: Care to Dare. Doelen gaan echter over zelfwaardering; jezelf durven uitdagen, zien dat je kunt groeien en vitaal kunt blijven. In welzijnsorganisaties zijn beide kanten van dit principe mooi zichtbaar; je kunt als hulpverlener een Secure Base voor een cliënt zijn, maar het is ook belangrijk dat je die zelf hebt.’

Rouw op de werkvloer

Op de tweede cursusdag staan ook zeven verschillende vormen van rouw op de werkvloer op het programma. Dit betreft niet zo zeer het rouwen om een overledene, maar bijvoorbeeld om het verlies van een vaste werkplek. Er wordt tegenwoordig veel gewerkt met flexplekken, waardoor de werknemer zijn vaste, persoonlijke plek kwijtraakt. Terwijl het een vorm van professionele zelfzorg is dat je de ruimte waarin je veel werkt, zo kan inrichten dat die voor jou prettig en functioneel is. Van verlies en rouw is ook sprake bij het kwijtraken van een rol omdat bijvoorbeeld het takenpakket van een functie verandert. Door het kijken naar de verschillende vormen van rouw krijgen de cursisten zicht op wat er bij henzelf op dit gebied onbewust leeft. Iemand kan bijvoorbeeld heel cynisch reageren bij een fusie. Wanneer dit niet herkend wordt als verlies doordat de betreffende medewerker al veel veranderingen op de werkvloer heeft moeten doormaken, ontstaat een verkeerd beeld van wat er daadwerkelijk met diegene aan de hand is. Rouw kan dan een vorm van trauma worden. Eveline: ‘Je kunt je alleen maar weer opnieuw verbinden met je werk en je team als je ook kunt rouwen om wat je los moest laten.’

Professionele fitheid is een actuele en zeer waardevolle cursus die heel erg over het leven gaat. Want bij vitaliteit draait het om zin hebben in het leven, en dus ook om zin hebben in werk.